Twee weken geleden vierden we 75 jaar vrijheid. Na 6 dagen in de frontlinie gelegen te hebben kwam ’s-Hertogenbosch, na 4 jaar bezetting en terreur, gehavend uit de oorlog.
Mijn grootouders woonden in de oorlogsjaren op de Vughterdijk, thans de Vughterstraat geheten, boven de winkel waar nu stoffeerderij Hoofs gevestigd is. Mijn opa bracht de oorlogsjaren voor een groot gedeelte letterlijk achter het behang door – als Nederlands onderofficier ondergedoken voor de Duitse arbeitseinsatz.
Ze hadden mazzel, die oktoberdagen. Want zoals mijn opa schreef was ‘van alle huizen nabij de onze het enige met ongeschonden ramen’. En ongeschonden ramen was een vermeldenswaardig unicum. Want niet alleen mijn oma haar grootouders die op Lombok woonden waren dakloos, datzelfde lot trof 9.000 stadsgenoten. Ruim 700 panden waren volkomen verwoest. Nog een kleine 10.000 licht tot zwaar beschadigd. De nood was hoog in het net bevrijdde Den Bosch. Een stad in puin, bevolkt door een leger van daklozen. Het was de overheid die ingreep. Alleen al in het jaar 1945 bouwde de overheid in onze stad ruim 500 noodwoningen.
De decennia na de bevrijding tot aan de eerste oliecrisis staan inmiddels bekend als de naoorlogse consensus. De twee leidende ideologieën van de 20e eeuw vonden elkaar in een verstandige balans tussen markt en overheid. Met een overheid als marktmeester en verantwoordelijke voor publieke goederen zoals betaalbare woningbouw en een actief arbeidsmarktbeleid als de markt deze onvoldoende leverde.
De tijden vandaag de dag zijn uiteraard onvergelijkbaar met die van toen. Maar feit blijft dat het in tijden van grote gemeenschappelijke uitdagingen noodzakelijk is om een gedeeld besef van verantwoordelijkheid met elkaar te voelen en de bereidheid te tonen om elkaar te vinden in een nieuwe balans. Want ook nu staan onmiskenbaar voor een stevige kluif.
Nog nooit was de waarde van onze woningen zo hoog – terwijl er gelijktijdig zoveel mensen zich geen huis kunnen veroorloven;
Nog nooit waren de individuele inkomens van enkelen zo stevig – terwijl een groeiende groep inwoners steeds hardnekkiger in armoede leeft;
En nog nooit waren we gezamenlijk zo welvarend – terwijl het klimaatvraagstuk en de staat van onze jeugdzorg zo zorgwekkend waren.
Als PvdA-fractie hebben we dan ook met twee vragen in ons achterhoofd naar de begroting gekeken. Een: volstaat de begroting voor 2020 de toets van de maatschappelijke uitdagingen? Twee: hoe kijken wij naar de financiële en maatschappelijke opgave die opdoemt in de jaren 2021, 2022 en 2023?
Zoals gezegd zien we in het nieuwe beleid een aantal positieve verbeteringen. Extra zorgwerkers bij onze huisartsen, meer budget voor dagbesteding, uitbreiding van het TOM-project voor jongeren die uitvallen, budget voor steunpunten voor onze ouderen, de toekomstagenda stad en het behouden van het World Skate Centre in de Spoorzone: dat is mooi werk en daar kunt u zich verzekeren van onze steun.
Maar we zien ook omissies.
Zoals op de aanpak van armoede en schulden waar wat ons betreft het tempo en ambitieniveau omhoog moet.’s-Hertogenbosch heeft de afgelopen jaren vakkundig werk gemaakt van het voorkomen van armoede en schulden met de aanpak vroegsignalering, eerste hulp bij geldzaken en het netwerk tegen armoede. Maar er leven nog altijd een kleine 10.000 huishoudens, onder wie 3.200 kinderen, onder het sociaal minimum. Die volgende stap waar het college over sprak in haar coalitieakkoord en in reactie op de discussienota van mijn partij en de SP, die moet gezet. Het opstarten van een werkgroep en het schuldenlab073 in dit najaar zijn mooi, maar extra inzet zal ook extra middelen vergen en die zijn met deze begroting niet voorzien.
Het is vandaar dat wij samen met collega’s uit deze raad vragen om hier structureel middelen voor vrij te maken. 16 miljoen voor nieuw beleid maar geen dubbeltje extra voor de groeiende groep mensen in langdurige armoede – laten we die omissie gezamenlijk herstellen.
Onze tweede zorg betreft de uitvoering van onze culturele ambities. Die zijn terecht groot, zeker met de ambitieuze cultuurnota die binnenkort voorligt. Maar de nieuwe matching van cultuurgelden tussen rijk en provincie –waar we traditioneel bovengemiddeld uit de ruif aten- betekenen echter voor de Bossche culturele festivals en instellingen onzekerheid. De cultuursector sprak haar zorgen hier al over uit. Daarom willen wij het stadsbestuur vragen om de implicaties van de nieuwe financieringssystematiek vanuit rijk en provincie voor Den Bosch in kaart te brengen, net als wat de extra ambities zouden betekenen. Het is zaak om ook hier middelen en mogelijkheden tegenover elkaar af te wegen.
Aandacht willen we ook vragen voor de realisatie van de Kaaihal en de verhuizing van het World Skate Centre – met het verstrijken van de tijd wordt de kans op realisatie van de eerste kleiner en de verhuizing van de tweede problematischer.
Ten derde de woningnood. Dit College mag voortvarender te werk gaan dan het vorige als het gaat om de aanpak van de enorme woningnood – maar er kan écht meer dan de drie ton in 2020 voor de realisatie van 75 tijdelijke woningen. Dat is een fraai begin – maar méér publieke kracht is noodzakelijk. Neem Eindhoven als voorbeeld waar men momenteel 1000 tijdelijke woningen samen met de corporaties realiseert. Die inspanning is hoognodig. Projectontwikkelaars verdienen simpelweg meer aan duurdere woningen en beleggers kopen appartementen om ze voor de hoofdprijs te verhuren aan de hoogste bieder en niet voor een sociale prijs aan degene die ‘m het meeste nodig heeft. Het is dus aan de overheid en de corporaties om die enorme nood van duizenden inwoners voortvarender ter hand te nemen. Dat pleit horen we hier iedere maand van iedere partij, nu moet er boter bij de vis.
Dat betekent wat ons betreft dat we moeten kiezen wat écht prioriteit heeft. Zijn een langzaam verkeersbrug, een nieuwe parkeergarage en een groene onderwijsboulevard dé prioriteiten van dit moment? Of mag dat in de ijskast voor betere tijden terwijl we nu onze middelen zetten op méér betaalbare woningbouw? Dat voorstel doen wij samen met anderen door nu te zeggen – zie af van de aanleg van een langzaam verkeersbrug en het geld wat daarmee vrijkomt te gebruiken voor extra tijdelijke woningen.
We doen dat ook met een ander voorstel. Hieronder laten we zien hoe ongekend laag de Bossche woonlasten op dit moment zijn. Want als het om inkomsten gaat dan bungelen we als ’s-Hertogenbosch op het lijstje met de allerlaagste lastendruk. In de gemiddelde stad ligt deze vele tientjes hoger, en zelfs in liberale Walhalla’s als Blaricum, Wassenaar en Baarn is de bijdrage aan de gemeenschappelijke inspanning meer dan 1,5 keer zo hoog als hier. Die keuze vergt een prijs: voor grote gemeenschappelijke uitdagingen zoals meer betaalbare woningen is onvoldoende geld.
Wij laten zien wat drie tot zeven dubbeltjes per maand extra vragen van inwoners met een koophuis en 75 cent extra per toeristische overnachting ons oplevert. Een structureel fonds van 1 miljoen dat gebruikt kan worden voor de bouw van tijdelijke woningen. In de systematiek van 2020 zou dat jaarlijks zo’n 250 woningen extra betekenen. Dat zet zoden aan de dijk.
Dat zijn óók de keuzes die we volgend jaar zullen moeten maken. Want de mooie zaken die wij steunen in deze begroting ten spijt- wat er nu voorligt is uiteindelijk maatschappelijk onvoldoende en financieel onhoudbaar. Het echte werk wacht ons volgend voorjaar. Want op de keper beschouwd is wat het College voorstelt: vandaag de uitgaven verhogen om morgen met de bijl door de begroting te gaan.
Deze begroting is daarmee een tussenpaus waar wij niet voor zullen gaan liggen. Maar als schot voor de boeg: als we wachtlijsten van 10 jaar voor een woning onverkoopbaar vinden, als we duizenden kinderen in armoede onverteerbaar vinden, als Cultuurstad van het Zuiden meer is dan geduldig papier – dan is het tijd voor een nieuw sociaal contract. Dan moeten we het lef hebben om tegen bedrijven, toeristen en inwoners met een koophuis te zeggen: als wij extra middelen oormerken voor die maatschappelijke noden, mogen we u dan vragen om paar dubbeltjes per maand? Omdat we in deze stad naar elkaar willen omkijken en willen investeren in onze gezamenlijke toekomst. En als we met zo’n kleine bijdrage de ander kunnen helpen – dan doen wij dat.