door Jan Schuurman Hess
In een stille straat in den Bosch bellen we aan bij een groot vrijstaand huis. Hier wonen Eric en Simone Van de Westerlo, samen met hun zoon en de moeder van Eric. Een gewoon gezin zou je denken. Maar dat is het niet. Eric en Simone hebben op dit moment nog eens acht kinderen in huis, kinderen die een hele geschiedenis hebben van een leven zonder een veilig thuis bij de eigen ouders. Ze zijn van instelling naar instelling verhuisd, van pleeggezin naar pleeggezin, om uiteindelijk hier te stranden, bij Eric en Simone.
We spreken Eric, een grote kerel, met donkere, rustige ogen, aan de keukentafel in dit ‘gezinshuis’. Simone, zijn vrouw, is in de woonkamer met een breiwerkje bezig; verder is het stil in huis. Beiden zijn in dienst van de grote jeugdzorginstelling Oosterpoort; de woning is van die instelling. Ze werken zeven dagen per week, 24 uur per dag. Heel af en toe gaan ze een weekje met vakantie; dan neemt een pedagogisch medewerker de taken even over. Eric glimlacht, wanneer ik aan het einde van het gesprek vraag of dit werk geen belasting is. Hij haalt zijn schouders op. “Het is een manier van leven,” zegt hij,” we zouden niet anders willen en niet anders kunnen.” Hij glimlacht.
Dat Eric in de jeugdzorg zou gaan werken, was voor hem vanzelfsprekend. Zijn vader was machinebankwerker; moeder verpleegster. Ze woonden in een dorpje in de omgeving van Helmond; zijn ouders waren maatschappelijk actief, in de woningbouwvereniging en de jeugdsoos. Toen zijn beste vriend Andrew en zijn zusjes door verwaarlozing bij hun ouders moesten vertrekken was het zo natuurlijk dat zij in hun gezin werden opgenomen. Andrew werd voor Eric als een broer. Het was halverwege de jaren zeventig, van vergoedingen of de status van een pleeggezin was geen sprake. In die periode schreef zijn moeder een brief daarover naar Joop den Uyl, de toenmalige minister-president, en waarachtig pleeggezinnen konden na verloop van tijd op financiële ondersteuning gaan rekenen.
Na de middelbare school ging Eric naar de Sociale Academie en werd maatschappelijk werker bij Oosterpoort. In die periode begeleidde hij één kind, continue, gedurende twee en een half jaar. Dat was een heel intensieve en leerzame periode. Maar zodra Oosterpoort, 25 jaar geleden, startte met gezinshuizen, was het voor Eric en zijn vrouw een uitgemaakte zaak dat zij zo,n huis zouden gaan leiden. En zo is het ook gegaan.
“Voor ons is het een levenswijze. We vangen kinderen op en geven hen vrijheid en vertrouwen. We laten zien hoe het leven ook kan zijn; dat gaat haast vanzelf. Onze eigen zoon is voor de kinderen die we opvangen, als een broer en een rolmodel, “vertelt Eric. In het huis is één gouden regel: kinderen luisteren naar de volwassenen. Verder mogen heel veel zelf bepalen, ook hoe laat ze gaan slapen,
Beneden in de kelder van de woning heeft Eric een computer ruimte gemaakt; de kinderen mogen er net zo lang op spelen als ze willen. Eric is meestal ook in de computerruimte bezig. “En denk nu niet dat die jongens en ons meiske na school altijd computeren…We hebben ook spelletjes die ze kunnen doen en als het lekker weer is, kunnen ze een beetje voetballen in de tuin,” vertelt Eric glimlachend.
Het zijn de moeilijkst opvoedbare kinderen, die Eric en Simone in huis krijgen. Vaak is sprake van hechtingsproblematiek, zijn kinderen mishandeld of door welke omstandigheden ook in hun jonge leven, verwaarloosd. In heel kostbare instellingen hebben ze hun draai nooit gevonden, maar hier, legt Eric uit, gaat het goed hoor. “Het duurt even, maar iedereen vindt bij ons snel zijn draai. We geven de kinderen vertrouwen. Mijn moeder is voor iedereen Oma. Wanneer ze een poosje bij haar op de kamer zitten en dan met een paar snoepjes beneden komen, zijn ze weer opgelucht.”
Wanneer de kinderen (zelf) vertrouwen missen, is het de kunst om hen het vertrouwen van vrijheid te geven. Dat vraagt tijd en rust en het ingewikkelde voor Eric en Simone is om elke dag bij elk kind te zoeken naar de balans van afstand en nabijheid. Maar na al die jaren van ervaring verstaan ze die kunst als geen ander. Sommige kinderen houden contact, ook nadat ze op eigen benen zijn gaan staan, anderen vinden hun eigen weg. Voor alle kinderen geldt dat dit gaat vaak met vallen en opstaan maar voor deze kinderen des te meer. Zij blijven vaak hun hele leven kwetsbaar.
Eric neemt ons mee naar de kelderverdieping, waar de computers staan… Wat blijkt: één jongen is een computer aan het repareren (dat wordt een vakman) en vier andere jongens spelen Kolonisten van Catan. Geen telefoons, geen lawaai, maar rust, vertrouwen en vrijheid. Ze varen er wel bij.
Wat was jullie inzet, toen jullie hier aan begonnen, vraag ik aan het eind van ons gesprek. Eric kijkt bescheiden en zegt zacht: “Toen we hier aan begonnen, hebben we tegen elkaar gezegd dat onze missie geslaagd zou zijn, als we ten minste één kind hebben kunnen helpen op weg naar een gelukkiger leven.” En, is dat gelukt, vraag i, is er één kind goed terecht gekomen. Eric glimlacht en knikt bescheiden… Ja, zeker. Dat is gelukt en we gaan door, zolang we kunnen.. Dit is ons leven.”