Zondag opende De Nieuwe Kunstruimte van Stedelijk Overleg Kunstenaars Den Bosch Stok haar deuren met een prachtige expositie. Dit met met dank aan VOLOP Den Bosch. Bij de opening mocht fractievoorzitter Pieter Paul Slikker een woordje spreken. Over hoe de kunst in ‘s-Hertogenbosch de ruimte te geven. Zijn volledige bijdrage:
Over de kunst de ruimte geven
Lieve mensen,
In 2010 sprak een van mijn voorgangers de Bossche State of the Arts bij de Verkadefabriek uit onder de titel ‘Cultuur in tijden van politiek populisme en begrotelijk noodweer’. We zijn tien jaar verder, en toch zou ik die noemer probleemloos kunnen lenen als de portee voor deze column. Want de kunst om de kunst de ruimte te geven is in het ´s-Hertogenbosch van 2019 nog altijd geen geringe opgave.
We zien het in de volle breedte in onze Cultuurstad van het Zuiden: de strijd om schaarse ruimte. Bij de podiumkunsten – waar een nieuw theater al meer dan een decennium op zich laat wachten, waar een Kaaihal in de spoorzone concurreert met de ambities van projectontwikkelaars en waar op festivalgebied cultuursnuivers, bourgondische levensgenieters en bezorgde bewoners de ruimte met elkaar moeten delen en daarover geregeld in conflict raken. We zien het ook bij de beeldende kunsten – waar een succesvolle kunstacademie fungeert als magneet voor talentvolle starters, waar gewortelde Bossche kunstenaars en professionals van buiten permanent zoeken naar de schaarse atelier- en expositieruimte. Kunstenaars leiden een nomadenbestaan.
Niet alleen de kunsten kampen met dit probleem, het geldt ook voor sociale initiatieven in onze wijken, en het geldt zelfs voor startende of minder verdienende woningzoekenden: er heerst schaarste in tijden van overvloed. Het inmiddels jarenlange succes in de private ruimte heeft onvoldoende weerslag op de publieke ruimte – waar de eerste groeit krimpt de tweede. En het is noodzakelijk om -met de kunsten in ’s-Hertogenbosch als uitgangspunt- te bezien hoe die schaarste tot stand komt, welke fysieke, politieke en maatschappelijke structuren daaraan ten grondslag liggen.
Voor een deel kent de schaarste van ruimte een fysieke component. Ook de komende decennia zullen onze steden groeien. Het zijn de steden waar wonen, werken, cultuursnuiven en genieten van het leven momenteel het beste te combineren valt. De komende 15 jaar betekent dat voor ’s-Hertogenbosch dat we ieder jaar 1000 nieuwe gelukszoekers –dat zijn we immers allemaal- mogen verwelkomen. De vraag naar ruimte groeit, en de vraag is of het aanbod daarmee gelijke tred kan houden. In de fysieke sfeer kent een historische vestingstad ook nog zo haar beperkingen. Vrijgevallen industriële ruimtes zijn hier schaars wat het benutten van industrieel erfgoed voor atelier-, expositie- of woonruimte minder succesvol maakt dan in bijvoorbeeld Eindhoven of Tilburg. Kracht en zwakte liggen soms dicht bij elkaar.
Daarnaast kennen we een politieke component van schaarse ruimte. Daarbij staat het vraagstuk van verdeling centraal. Wat kennen we waarde toe in onze stad? Met de kunsten in het achterhoofd: welke prijs mag schoonheid, verwondering, aanzetten tot denken, het bieden van een ander perspectief, het bevorderen van onderling begrip en gemeenschapszin ons eigenlijk kosten? Is het een sluitpost van de begroting als we aan alle andere –vaak economisch- onvervulde behoeften voldaan hebben? Of is het een onlosmakelijk onderdeel van de kwaliteit van ons bestaan en van de samenleving die wij willen zijn? Dat vraagt om stellingname in de politiek. Zeker nu er zich boven ons hoofd -ook hier in ’s-Hertogenbosch- een donkere wolk van bezuinigingen begint samen te pakken door een Kabinet dat gemeenten met miljoenen kort.
De derde en wat mij betreft meest fundamentele component van schaarse ruimte is de maatschappelijke. In dit gezelschap zullen we de vraag over de waarde van kunst en cultuur vermoedelijk allemaal gelijk gestemd beantwoorden. Maar maatschappelijk gezien ligt dat net wat anders. In de tijdgeest zoals we die kennen gaat het vaak over de prijs van cultuur maar zelden over de waarde. Wie buiten de eigen bubble de twitter-time-lines er op naslaat weet er alles van. U bevindt zich vandaag tussen de subsidie-slurpende relicten van de linkse kerk. Tussen de luie donders die van gefröbel en gehobby hun verdienmodel hebben gemaakt op de kosten van hardwerkend Nederland.
De jaren van Halbe Zijlstra mogen dan achter ons liggen, het dominante denken over kunst en cultuur wordt nog altijd gedomineerd door het financiële denken waar markt, concurrentie, prijs en winst het centrale begrippenkader vormen. Wie de schaarse ruimte voor de kunsten wil vergroten zal dus allereest het dominante denken moeten zien te keren. Want let op de terminologie: waarom financieren we onwankelbare waarden als onderwijs en zorg maar subsidiëren we de kunsten? Waarom is de taal die in het publieke debat gesproken wordt over kunst en cultuur überhaupt meer met financiële dan met morele begrippen geladen? Aan de leiband van de huidige tijdsgeest zijn kunst en cultuur versimpeld tot een kostenpost. Dat is op zijn minst een bijzondere situatie als men zich bedenkt dat kunst er eerder was dan geld – we beschilderden immers grotten, bewerkten hout en smeedden staal voor esthetische en mystieke doelen lang voordat de eerste munt geslagen was. Dat betekent dat ergens in ons iedereen beseft dat kunst aanzet tot denken -begrip en samenhang creëert- kan verwonderen en ontroeren. Dat we weten dat niet alles wat waarde heeft in prijs is uit te drukken – omdat ons leven, ieders leven, daarmee is doordrongen.
Daar ligt er een maatschappelijke opdracht voor eenieder die de kunsten een warm hart toedraagt: keer het dominante denken. Verander de tijdsgeest in plaats van aan haar leiband te lopen. De onderlinge concurrentiestrijd om schaarse ruimte die ik met regelmaat zie –ook binnen de kunst en cultuursector- is de weg naar beneden. Terwijl de opdracht is om de weg omhoog te vinden, om de ruimte te vergroten. En het is mijn stellige overtuiging dat de weg omhoog voor de kunsten lokaal begint. Daar waar ontmoeting en het gesprek op dagelijkse basis plaatsvinden.
De behoefte aan een nieuw dominant verhaal over wat ons bindt in een tijdperk waarin de markt met haar falende belofte van welvaart en welzijn haar glans lijkt te verliezen biedt de kans op een ander perspectief op wat van waarde is. Het biedt daarmee ook een kans om de ruimte voor de kunsten fysiek maar bovenal maatschappelijk te vergroten door het manifester delen van haar waarde, door die gezamenlijk te creëren en te ervaren.
Ruimte scheppen voor de kunsten begint daarmee niet in de gemeentelijke begroting maar in de gemeenschap. Dat vraagt om nieuwe vormen die we ook hier met vreugde zien ontstaan. Bij Theaterfestival Boulevard – waar naast samen kijken steeds meer ook gezamenlijk maken en richting geven aan de omgeving waarin de kunst zich voltrekt gebruikelijk wordt. Bij de Bosch Parade – waar kunst en gemeenschap in de ontwikkeling, de uitvoering en de beschouwing in elkaar overvloeien. En het gebeurt vanaf vandaag ook hier – in de Nieuwe Kunstruimte. Waar lokale kunstenaarsleden en professionele kunstenaars van hier en uit de omgeving exposeren, maar waar het ook uitdrukkelijk de bedoeling is om een plek te zijn voor de gemeenschap: voor de wijk, voor sociale initiatieven, voor de samenleving.
Ik hoop dan ook dat we vandaag niet zozeer de Nieuwe Kunstruimte feliciteren met haar opening maar bovenal ook elkaar. Omdat we er een plekje bij hebben waar de gemeenschap en de kunst uit elkaar voort kunnen komen en elkaar kunnen ontmoeten. Omdat we er een plekje bij hebben waar het dominante denken over de waarde van de kunst voor onze samenleving en de ruimte die ze verdient opnieuw ingekleurd kan worden. Met elkaar. Zodat over twee jaar de Nieuwe Kunstruimte een logisch vervolg krijgt – omdat het een onderdeel is geworden van wie wij willen zijn.
Ik zeg: van harte en dank u wel!